dinsdag 15 januari 2013


KERSTMIS


Het is rond Kerst als ze bij ons logeren. Zij is vier en hij is drie. Zij bezoekt de rooms-katholieke basisschool en is helemaal vol van het Kerstverhaal. Behalve dat hij het leuk vindt om de Kerststal onder de boom door elkaar te gooien of te kijken hoe sterk de Kerstballen zijn, heeft hij nog geen benul van het Kerstgebeuren. Ik sta in de keuken en kan hun spel woordelijk volgen. Ze spelen het Kerstverhaal. Zij is Maria en hij is Jozef. Zij staat op het punt het kindje Jezus te baren getuige het kussen onder haar trui. Ze schommelt heen en weer terwijl ze een eetkamerstoel naar het midden van de kamer schuift. Dit is de kribbe. De kussens uit de bank krijgen een andere plek. “Jozef! Jozef!”, roept ze met dwingend stemgeluid. Jozef geeft geen krimp. “Jozef, waar ben je? Je moet boodschappen doen. Jozef! Jozef!” Ik hoor haar driftig heen en weer lopen, Jozef geeft nog steeds geen geluid. Dan hoor ik haar zeggen, enigszins opgelucht maar ook lichtelijk verwijtend:”Jozef! Ben je daar? Zit je nu alweer onder de kribbe?” Vooral het woordje “alweer” geeft mij beelden van een Jozef die zich wanhopig verstopt voor de opspelende hormonen van een zwangere vrouw. “Jozef, je moet boodschappen doen, want we krijgen straks bezoek”. Jozef lijkt op het eerste gezicht te gehoorzamen, maar dan hoor ik hem door de kamer rennen en roepen:”Ik ben de grote boze wolf! Ik ben de grote boze wolf!”. Als ik mijn hoofd om de hoek steek, kijkt ze me verontschuldigend aan alsof Jozef een stumper met identiteitsproblemen is.  Toch komt Jozef netjes terug naar huis. Blijkbaar heeft hij toch voldaan aan het verzoek. Of toch niet helemaal? “Jozef, nu heb je weer geen cadeautje voor me meegenomen!”. “Dat had je niet gezegd!”, antwoordt hij voordat hij weer onder de kribbe duikt. Ze moet nog leren om duidelijke opdrachten te geven…  Dan verschijnt ze opeens in de keuken. “Jij bent de engel”, zegt ze, “en jij komt bij mij op bezoek”. Het is geen vraag maar een bevel.  Ik veeg mijn handen af, schudt mijn vleugels en klop dan op een imaginaire deur. Klop, klop! Vanaf de bank zegt ze verontwaardigd: “Dat is de deur niet hoor, dáár is de deur”. Ze wijst een meter naar links. OK, ik klop nog een keer. “Hallo engel, kom maar binnen. Ga maar zitten.” Ze duwt me in de bank. “Wil je misschien een kopje koffie?” “Graag, Maria, engelen houden van koffie”. “Hier, ik ga Jozef even zoeken, hij is altijd weg”. Ze duwt me een plastic kopje in handen en gaat op zoek naar Jozef. “Jozef, kom, de engel is op bezoek. We gaan koffie drinken. Waar ben je nu weer?” Tegen mij zegt ze verontschuldigend:”Jozef zit altijd onder de kribbe!” “Ik ben de grote boze wolf!”, klinkt het ietwat benepen vanonder de kribbe. “Nee, je bent Jozef en je bent vervelend! De engel is op bezoek. Ze heeft een cadeautje meegenomen.” Jozef steekt zijn hoofd uit en kijkt nieuwsgierig. Als hij niets ziet, duikt hij weer onder de kribbe. Gegrom moet aangeven dat daar niet Jozef maar de boze wolf zit. Maria pakt intussen het zogenaamde cadeau uit. “Dank je wel. En nu moet je gaan slapen.” “Slapen? Maar engelen hoeven niet te slapen”. “Jawel”, zegt ze vastberaden. “Je moet daar op de bank gaan liggen.” Ik gehoorzaam braaf. “Je moet wel je ogen dichtdoen!”, commandeert ze. Ik doe mijn ogen dicht. Na een paar minuten schudt ze me wakker. “Opstaan. Jezus is geboren! Kijk maar, hij ligt in de kribbe”. Ik zie een pop op de stoel liggen. Jeetje, had ik die aankondiging niet moeten doen als engel? Blijkbaar niet, Maria was daar prima toe in staat. De engel sliep gewoon….waarschijnlijk net als al die herdertjes in het veld.

zaterdag 14 augustus 2010

BEETJE VREEMD

De 'ouwe wijvenclub' komt bijeen voor onze caravan op het speelplaatsje. Het zijn twee jongetjes van een jaar of 10. Ze hebben hele hoge stemmetjes en het zouden ook meisjes kunnen zijn. "Vind jij schommelen ook zo leuk?" piept het ene jongetje. "Ja, ik vind schommelen ook heel leuk", zegt het andere jongetje. "Weet je wat nou zo gek is", piept de een weer. "Nou?", vraagt de ander. "Schommelen is eigenlijk gewoon schommelen, maar iedereen vindt het leuk. Gek hè?" De ander vindt het ook heel gek en beaamt volmondig de mening van zijn vriendje. Ze schommelen even in stilte, vraagt de een:"Zeg, wie vind jij eigenlijk stom op de camping?" "Ik vind Puntjepuntje stom!", zegt de ander hartgrondig en zonder ook maar een moment na te denken. Puntjepuntje is inderdaad een bijzonder jongetje. Een tijdje geleden zaten petekind vier en ik op het speelplaatsje. Petekind zat rustig met zand te spelen toen Puntjepuntje als een wervelwind op een skatebord het speelplaatsje op kwam, van het skatebord op de schommel sprong en als een gek ging schommelen onder de verbijsterde blikken van petekind. Een beetje angstig vroeg petekind mij:"Wie is dat?" Ik wist het ook niet maar het jongetje was niet te beroerd mij te voorzien van alle informatie die ik maar wilde hebben, ondertussen schommelend alsof zijn leven er vanaf hing. Op het hoogste punt sprong hij van de schommel en liet zich in het zand vallen. Dit herhaalde hij nog enige malen. Alles gebeurde met een onverklaarbaar verbeten fanatisme. Petekind keek beteuterd toe, hopend dat dit niet van hem verwacht werd als hij zo groot zou zijn. Dat hij heel even op het skateboard van Puntjepuntje mocht staan terwijl ik hem vasthield en voorttrok maakte het beangstigende optreden een beetje goed. "Ik vind hem niet zo leuk", zei petekind toen Puntjepuntje op zijn skateboard weer weggeraasd was. "Ik ben een beetje bang voor hem".

donderdag 15 juli 2010

Aubergine


Monsieur P. is dood. Hij en zijn vrouw wonen een paar huizen verder in ons dorpje in Frankrijk. Vanaf het begin zagen wij hen samen in hun Peugeotje voorbij rijden of een wandeling maken door het dorp. Zij groette altijd vriendelijk en vroeg hoe het met ons ging. "Ça va? Il fait beau, n'est-ce pas?" Hij keek altijd wat angstig naar ons en het leek alsof hij niet wist wie wij waren. Zelfs na jaren leek hij ons niet te herkennen. Onze buurvrouw vertelde ons hoe dat kwam. Monsieur P. had Alzheimer.

Zijn vrouw heet Josette, maar hij kon die naam niet meer onthouden. Dus noemde hij haar Courgette. Dat lijkt er op. Wij vinden dat grappig, hoewel wij tegelijkertijd beseffen hoe triest dit eigenlijk is. Monsieur P. is niet meer degene met wie Courgette/Josette lang geleden is gehuwd. Volgens de buurvrouw is hij 200% veranderd, maar wel ten goede. Hij is beduidend vriendelijker geworden in de loop der jaren. Gek eigenlijk, dat zo'n ziekte een persoon kan veranderen. Ook lijkt hij geen last te hebben van warmte of kou. Of het nu vriest of 30 graden is, steevast draagt hij een wollen trui met lange mouwen. Misschien vraagt hij zich af wat die twee mensen in korte broeken en mouwloze shirts in godesnaam bezielt… En bovendien: wie zijn die mensen eigenlijk? Maar hij zwaait vriendelijk en wij zwaaien terug.

Dat je geen Alzheimer hoeft te hebben om dingen door elkaar te halen bewijst Edwin als hij het verhaal van Madame en Monsieur P. vertelt aan vrienden in Nederland. Uitgebreid vertelt hij over het echtpaar P. "Zij heet eigenlijk Josette, maar hij kent haar naam niet meer. Weet je hoe hij haar noemt?" Nee, dat weten de vrienden niet en ze kunnen het ook niet raden. Na een stilte waarin de spanning voelbaar is, zegt Edwin vol overtuiging: "AUBERGINE!".

Aubergine of Courgette….Monsieur P. is er niet meer. We zullen hem missen.

Jezus

We zijn in Aken om onder andere de Dom te bekijken. Eerst bekijken we een moderne kerk. Mijn petekind loopt aan mijn hand en is niet van plan de kerk te verlaten. Ze wil de hele kruisweg lopen. Bij elke afbeelding vertel ik haar wat er gebeurt. Ze is diep onder de indruk. Aan een van de muren hangt een heel groot schilderij van het Laatste Avondmaal. "Dat is Jezus met zijn apostelen", zegt ze. Als ze een tijdje heeft staan kijken vraagt ze:"Is Judas er ook bij?" Ik wijs haar waar Judas zit. Hij heeft zijn hoofd wat afgewend. "Erg hè, wat Judas heeft gedaan", zegt ze. "Waarom heeft hij dat gedaan?" Ik leg haar uit dat mensen soms dingen doen uit jaloezie of uit hebzucht. "Maar hij had er wel spijt van", constateert ze enigszins tevreden. "Waarom heeft hij zich eigenlijk opgehangen?" "Hij wilde niet meer leven omdat hij zich schaamde voor wat hij gedaan had", leg ik uit. Dat er nog meer theorieën over Judas bestaan laat ik maar even zitten. "Erg hè?", zucht ze nogmaals. Tevreden gaan we op weg naar de Dom. We bekijken de mooie oude huizen. Plotseling houdt ze halt. Ze verzet geen stap meer. Haar gezichtje vertoont grote afschuw en dan medelijden. Ze wijst. Op de hoek van de straat staat een groot beeld van Jezus aan het kruis. Het lijden is duidelijk afgebeeld. De wond in de zijde bloedt. "Wat erg", verzucht ze. "Waarom hebben ze dat gedaan?" Ik vertel het haar. "Hij hing toch al aan het kruis, waarom deden ze hem dan nog pijn?", vraagt ze . Ik weet het antwoord niet. Ik bedenk me dat dit soort praktijken eigenlijk nog steeds aan de orde van de dag zijn. Weerloze mensen worden gemarteld en gedood. Als we de open kindergeest verliezen aan angst en wantrouwen, dan gebeuren deze dingen. Als we eindelijk bij de Dom aankomen en ons door de mensenmassa hebben gewurmd wacht een nieuwe verrassing. Een van de Mariabeelden is prachtig aangekleed in een soort kanten baljurk . Op haar hoofd draagt Maria een gouden kroon. "O kijk nou", klinkt een bekend stemmetje en door de stilte lijkt het wel tien keer zo luid, "Maria met een Barbiepopjurk aan! Wat mooi! Vind jij het ook mooi?" Ja, ik vind het ook mooi. Er klinkt gelach om ons heen. We wandelen door de kerk en bekijken alle mooie versieringen en beelden. Ondanks de mooie Maria-Barbie, de prachtige bloemen en de indrukwekkende kroonluchter lijkt haar iets dwars te zitten. Een diepe frons verschijnt boven haar neus. Het lijkt alsof ze diep over iets nadenkt. "Is er iets?", vraag ik. Ze zwijgt. Ik laat haar maar even. Ze heeft zoveel indrukken opgedaan. Misschien zit haar Judas nog wel dwars of het beeld van de lijdende Christus aan het kruis. Dan besluit ze om me deelgenoot te maken van haar zorg. Door de kerk galmt:"Had Jezus eigenlijk wel een onderbroek aan?!" Alles is relatief, zelfs het grootste lijden.


Snoeien

Er valt op zo'n camping veel onderhoud te plegen. De haagjes en heggetjes, de wallen, het gras, het speeltuintje...alles vergt snoeien, knippen, maaien of scheppen. De campingbaas is hierin bijzonder ijverig. Als je denkt rustig te kunnen lezen in de tuin, komt vanuit de verte het gebrom van de maaimachine aangewaaid. Enige tijd later scheurt de machine voorbij en wordt het gras vakkundig gekortwiekt. Zit je met kopje koffie te genieten van het bladgeritsel van de bomen, loeit de electrische snoeischaar over de nietsvermoedende takjes van de meidoornhagen. En is uiteindelijk alles weer kortgewiekt en gladgeschoren dan wordt het tijd voor de bladblazer. Met militaire pas sjouwt de campingbaas over de paden en blaast de blaadjes die het gewaagd hebben zomaar op het pad te liggen zonder pardon weg. Onze ligusterhaag vertoont wat gaten onderin dus wij zien de blaadjes vrolijk onze tuin in waaien. De camping ziet er dan ook altijd uit om door een ringetje te halen. Ook de bewoners van de caravans en chalets dragen hun steentje bij aan het strakke uiterlijk. Onze haag valt een beetje uit de toon. Wij kunnen het niet over ons hart verkrijgen om genadeloos de bloempjes te onthoofden, dus ziet het geheel er een beetje rommelig uit. E. die nog nooit een electrische snoeischaar heeft vastgehouden voelde zich toch wel geroepen om er eentje aan te schaffen. Tenslotte willen wij niet met de nek aangekeken worden door onze buren. Mijn suggestie om de hagen in de vorm van een eekhoorn te knippen werd niet gevolgd. Helemaal recht lopen ze niet, maar voor een beginner heeft E. toch goed werk geleverd. Oefening baart kunst. Na 30 jaar campinglife is hij waarschijnlijk ook in staat om alles waterpas te snoeien. Als hij tenminste tegen die tijd nog op de ladder kan klimmen...

maandag 12 juli 2010

Campinglife

Ons huis wordt verbouwd. De hele benedenverdieping moet veranderd worden: uitbouw achter, openslaande deuren voor, nieuwe keuken. Wij zijn daarom tijdelijk verhuisd naar een stacaravan. Niemand had kunnen denken dat wij in een stacaravan zouden gaan zitten op een camping. Het begon als een grapje. Er stond een stacaravan te koop en ik zei dat ik die wel wilde kopen. De eigenaar ging er op in en wij onderhandelden over een prijs. Zogenaamd dan. Iedereen moest er om lachen, want wij zouden nooit en te nimmer gaan kamperen. Wel kijk ik elke week naar het programma Campinglife op tv. Het is echt Nederlandse televisie. Veel gezelligheid dus. En dat bedoel ik niet spottend. Ik vind het gewoon leuk. Nu leven wij ons eigen campinglife, want uiteindelijk was het goedkoper en zekerder om in een eigen stacaravan te zitten. Ervaringen met eerdere verbouwingen aan ons huis brachten ons tot deze beslissing. Onze badkamer zou namelijk binnen 3 weken klaar zijn, maar uiteindelijk werden dat meer dan 3 maanden. De schrik zat er dus wel goed in. Maar eerlijk is eerlijk: vanaf het begin genoten wij. Wij staan op een hele mooie plek, op een hele rustige en prettige camping. Vlakbij de zee en een natuurgebied, een bijzonder pittoresk dorpje en slechts een half uur van ons huis en werk. Hoewel in het begin de kachel nog wel vaak aan moest, vooral 's morgens, zijn wij nu gewend aan het buitenleven. Ontbijten doen we buiten, maar ook 's avonds zitten we vaak aan de tuintafel. De tuin is best groot, een grasveld dat eindigt in een wal met bomen. Daarvoor een tuintje vol bloemen. Het is een verrassing wat er elke keer uit de grond komt. Zo'n camping heeft zijn eigen dynamiek. het is de wereld in het klein. Maar daarover bericht ik de volgende keer.